top of page

Wat is een hechtingsstoornis?

Kinderen hebben vanaf de geboorte een aantal basisbehoeften. Naast de basisbehoeften heeft het kind ook bescherming, verbondenheid en een gevoel van veiligheid nodig. Een baby kan echter nog niet voor zichzelf zorgen. Het wil dus mensen die hun verantwoordelijkheid hierin opnemen en de zorg van het kind op zich nemen. Een kind dat deze bescherming krijgt en zich veilig voelt bij de desbetreffende volwassene, kan zich op een goede manier ontwikkelen. Wanneer kinderen opgroeien met een veilig gevoel, beseffen ze dat er een ander is op wie ze kunnen vertrouwen. Centraal in de ontwikkeling staat dus deze veilige gehechtheid. Dit behoort tot één van de ontwikkelingsfasen van het kind. Bij een hechtingsstoornis zal er echter in dit proces van veiligheid iets mislopen. Allerlei uiteenlopende redenen liggen aan de basis van dit probleem. Baby’s zijn al op zeer vroegere leeftijd in staat om de sfeer in het gezin aan te voelen en hierop te reageren. Wanneer er veel stress heerst, is de kans groter dat er een hechtingsstoornis ontstaat.

 

Bij een hechtingsstoornis is de natuurlijke hechting die kinderen normaal hebben ontwikkeld met hun ouders, familieleden en de directe omgeving, niet goed op gang gekomen. Dit komt omdat kinderen voor een korte of een langere periode in een onveilige situatie hebben vertoefd. Dat brengt veel stress met zich mee en er lijkt relatief weinig aandacht voor het kind te zijn. Bijgevolg is een hechtingsstoornis een extreem moeilijke stoornis om mee om te gaan voor de omgeving.

 

Naast de veilige hechting, bestaan er drie soorten van onveilige hechting. De eerste soort is de vermijdende onveilige hechting. Dit kind gaat emotioneel contact vermijden, waardoor het lijkt alsof het kind helemaal niet gehecht is. Ze lijken de opvoeder of de ouder volledig te negeren en gedragen zich zelfstandig. Dit ontstaat door ouders of opvoeders die geen gevoelens en affectie tonen naar hun kind of vaak afwezig zijn. De tweede soort bestaat uit ambivalente onveilige gehechte kinderen. De gedragingen die zij tonen zijn het tegenovergestelde van de eerste soort. De jongens en meisjes zoeken juist heel veel toenadering bij hun ouders of opvoeders. Daarnaast lijkt het alsof ze helemaal niet zelfstandig functioneren. Wanneer ouders of opvoeders weggaan, ontstaat er bij de kinderen een enorme angst en als ze terugkomen gedragen ze zich boos. Deze vorm van onveilige hechting ontstaat door ouders of opvoeders die heel onvoorspelbaar zijn en afwezig zijn bij belangrijke momenten. Ten slotte bestaan er ook nog gedesoriënteerde onveilig gehechte kinderen. Dit type komt vooral voor bij kinderen die verwaarloosd of misbruikt zijn. Ze weten niet wie ze nog kunnen vertrouwen en wie niet. Ze zoeken toenadering tot de ouders of opvoeders, maar dit brengt stress en angst met zich mee. Ze missen een balans en voelen zich volledig in de war. (IJzendoorn, 2008)

 

Het is moeilijk voor buitenstaanders om met onveilig gehechte kinderen om te gaan.  Professionele hulp blijkt absoluut noodzakelijk voor deze kinderen. Jongens en meisjes met een hechtingsstoornis hebben methoden ontwikkeld om zichzelf door het leven heen te helpen en daarbij zo min mogelijk verdere schade op te lopen. (Gedragsproblemen, 2014)

 

Hoe moet je omgaan met leerlingen met een hechtingstoornis?

bottom of page