Hoogbegaafde leerlingen
Preventief
Reactief
Methode 1: Intakegesprek
Het intakegesprek is bij PIKOH ingevoerd omdat het schoolteam het gevoel had dat onderwijsbehoeftes te laat op het schooljaar ontdekt werden bij leerlingen (bij de eerste klassenraad in oktober/november). Het intakegesprek peilt naar verschillende informatiedelen van de leerling; de vooropleiding, talenten, thuissituatie en onderwijsbehoeftes.
Het intakegesprek wordt gelijktijdig met de inschrijving gehouden en de informatie uit het intakegesprek wordt daarna op Smartschool geplaatst. Hier kunnen leerkrachten terecht voor informatie omtrent de onderwijsbehoeftes van hun leerlingen.
Zo staan de leerkrachten niet voor een verassing in september en kunnen leerkracht en leerling samen een goede start nemen.
In Campus Het Spoor in Mol wordt het intakegesprek ook al een tijd gebruikt. Na het intakegesprek gaat de leerlingbegeleiding een gesprek aan met de leerling en zijn of haar ouders. Tijdens dit gesprek bespreken ze de onderwijsbehoefte(n), noden en eventuele zorg voor de leerling. Rond deze drie elementen wordt er een zorgcontract opgesteld waarin de onderwijsbehoefte(n) van de leerling beschreven staat en op welke zorg de leerling recht heeft. Concreet staat er op welke soort zorg de leerling recht heeft, hoe frequent de zorg uitgevoerd wordt, concrete maatregelen, … .
Methode 2: observatie gedrag
Uiteraard is het heel belangrijk om het probleemgedrag van de leerling goed te observeren en in kaart te brengen. Als je weet wanneer het probleemgedrag voorkomt en waarom, kan er pas op het gedrag ingespeeld worden.
Turflijst
Allereerst is het belangrijk om te turven hoe vaak het probleemgedrag voorkomt in een bepaalde periode. Wanneer dit in kaart is gebracht kan er een overstap gemaakt worden naar de ABC-methode.
ABC-methode
ABC staat voor Antecedents (dat wat vooraf ging), Behaviour (het gedrag) en Consequences (het gevolg). De ABC-methode legt dus verband tussen het gedrag, de oorzaken en de gevolgen. Waarschijnlijk is het handiger om iemand anders deze observatie te laten maken. Je kunt ook een les op film opnemen en deze terugkijken.
Observatie van het eigen gedrag
Naast observatie van de leerling kan je naar je eigen gedrag als leraar kijken. Dit doe je doormiddel van een positief-negatiefratio. Behalve het zo objectief mogelijk bekijken van het leerlinggedrag, is het namelijk raadzaam je eigen gedrag te observeren. Om een positieve sfeer te verkrijgen en individuele leerlingen een competent gevoel te geven, moeten tegenover één correctie of negatieve uitspraak drie positieve zaken staan om weer “neutraal” uit te komen. Door je uitspraken te turven kun je aan de weet komen of je onbewust niet zorgt voor een negatief klimaat. Je kunt dit ten aanzien van je hele groep doen of ten aanzien van het kind met gedragsproblemen. Het is goed mogelijk dat je zo’n kind vooral negatief benadert, omdat het vaak de fout in gaat. Het kind krijgt dan het idee dat het “nooit iets goed kan doen".
Methode 1: klasteam-
vergadering
Wanneer leerkrachten uitdagingen ervaren met een leerling o.v.v. een leer- of gedragsprobleem, sociale situatie, thuissituatie, … wordt er een klassenraad gehouden. Het organiseren van een klassenraad kan enige tijd in beslag nemen. PIKOH heeft een oplossing voor de spontane klassenraden te vervangen, namelijk de klasteamvergadering.
De klasteamvergadering kan meteen georganiseerd worden zonder dat alle leerkrachten van de leerling, directie en leerlingbegeleiders ingeschakeld moeten worden. De leerkracht schakelt een aantal aan de uitdaging verwante leerkrachten in en zij vergaderen over de uitdaging en hoe deze opgelost kan worden. Zo kan er ook veel sneller een actieplan opgesteld en doorgevoerd worden.
Casus: De leerkracht Frans merkt dat Tim zijn niveau van het begrijpend lezen drastisch daalt naarmate het jaar vordert. De leerkracht weet niet meteen wat de oorzaak zou kunnen zijn en besluit om een klasteamvergadering te houden. De leerkracht Frans nodigt de leerkracht Engels en de leerkracht Nederlands uit voor een gesprek. Samen komen ze tot de conclusie dat Tim een tekst meerdere keren moet lezen voordat hij deze echt begrijpt. Ze besluiten dat Tim de tekst een aantal dagen op voorhand mee krijgt bij een toets. Bij een examen mag hij de tekst een aantal dagen op voorhand bekijken bij een leerlingbegeleider. Deze beslissing wordt meteen doorgevoerd en Tim behaalt terug goede resultaten nu hij de mogelijkheid heeft om de tekst meerdere keren te lezen.
Als een leerling ernstig storend gedrag vertoont in de klas kan het risicovol zijn om over dit onderwerp een klasteamvergadering te houden. De kans bestaat echter dat er leerkrachten gaan samenkomen die dit ernstig storend gedrag ook ervaren in de klas en hier enkel het gedrag waarnemen en niet de reden erachter. Storend gedrag heeft meestal een achterliggende reden en het risico bestaat dat deze leerkrachten de oorzaak van het storend gedrag niet kunnen achterhalen omdat ze zo gefocust zijn op dit storend gedrag. Deze soort klasteamvergadering resulteert in ergernis en onbegrip i.p.v. in oplossingsgericht denken.
Indien het onderwerp van een klasteamvergadering storend of ongewenst gedrag is, moet de betrokken leerling zelf minstens één à twee leerkrachten, die op de hoogte zijn van eventuele problemen of die de leerling vertrouwd, kunnen kiezen om ook aanwezig te zijn op de vergadering. Zo is de kans groter dat de klasteamvergadering resulteert in een effectieve oplossing.
In Campus Het Spoor in Mol bestaan er zelfsturende teams die per vakgebied bestaan. Zo zijn er zelfsturende teams van de richting ‘zorg en voeding’, ‘Latijn-Moderne talen’, … . Deze zelfsturende teams komen elke week samen op een vast moment. Tijdens deze vergadering bespreken de betrokken leerkrachten de leerlingen, resultaten en eventuele uitdagingen i.v.m. de leerlingen uit de richting. Op deze manier worden de leerlingen constant en consequent opgevolgd en kan er sneller ingegrepen worden indien dit nodig is. Er is wel een voorwaarde aan verbonden; namelijk de directie moet het opstarten van zelfsturende teams toelaten.
Methode 2: time-out
In veel scholen buitengewoon onderwijs kunnen leerlingen die even geen blijf meer met zichzelf weten afkoelen in een afkoelruimte. Dit kan hen helpen om even alles op een rijtje te zetten en rustig te worden.
Wanneer scholen kiezen om een afkoelruimte te gebruiken, moet er ook wel iets nuttigs gebeuren in deze tijd dat de leerling niet aanwezig is in de klas. De leerling dient een formulier in te vullen waarin hij nadenkt over wat er net gebeurd is en hoe dit komt. De leraar dient hetzelfde in te vullen. Na de les bespreken leraar en leerling dit. Door de terugkoppeling dienen zowel leraar als leerling na te denken over hoe probleemgedrag kan ontstaan en hoe het in de toekomst vermeden kan worden.
De benodigdheden voor een time-outruimte zijn een stoel, het formulier, een potlood met gom en een kookwekker. De leerlingen kunnen deze kookwekker steeds instellen op tien minuten, zodat ze duidelijk weten wanneer het tijd is om weer naar de klas terug te keren. De afkoelruimte kan ingericht worden in de gang.
Blijf steeds kalm!
Wanneer de leerling regelmatig probleemgedrag vertoont dan is de laatste tip en vaak de belangrijkste om altijd kalm te blijven. Een leerling heeft niet altijd controle over de situatie. Als je echt niet weet wat je nog kan doen om de situatie te verbeteren, probeer dan met collega’s te overleggen of stap bijvoorbeeld naar het CLB. Zij helpen je graag verder naar andere professionele instanties die hulp bieden.
Methode 3: verbeteren van
klasomstandigheden
Algemeen
Een leerling functioneert binnen bepaalde randvoorwaarden. Deze kan je als leerkracht aanpassen zodat de klasomgeving en klasomstandigheden verbeteren voor de leerling. Hieronder staan er zo drie randvoorwaarden opgesomd.
1. Attitude leerkracht
Als er ongewenst gedrag optreedt tijdens de begeleiding moet de leerkracht zich actief opstellen tegenover dit gedrag zodat de situatie positief beïnvloed wordt, opdat de leerling zijn gedrag aanpast.
2. Aanpassingen leerstof
Op vlak van leerstof kan een leerkracht vrij snel bijsturen. Het aanbod moet passen bij het niveau en de capaciteiten van de leerling. Dit kan betekenen dat men meer leerstof en oefeningen voorziet of juist het aantal oefeningen gaat verminderen. Om dit te kunnen doen moet men zicht hebben op de volgende elementen:
-
Didactisch niveau van de leerling
-
Vaardigheidsniveau van de leerling
-
Ontwikkelingsperspectief van de leerling die men binnen een periode kan opvolgen om hierna doelen aan te koppelen
-
Omvang van de leerstappen die de leerling maakt (nodig voor verrijkingsprogramma en compacting
-
Eventuele belemmeringen waardoor de leerling niet uit de comfortzone kan komen en niet in de zone van ontwikkeling raakt.
3. Veilig sociaal klimaat
Het is de taak van de leerkracht om een veilig sociaal klimaat te creëren binnen de klas. Het sociale klimaat dat in een klas heerst, oefent invloed uit op de ontwikkeling van leerlingen. Een negatief sociaal klimaat kan de ontwikkeling van hoogbegaafdheid negatief beïnvloeden. Een positief en veilig sociaal klimaat geeft een begaafde leerling de kans om uit te bloeien tot een hoogbegaafde leerling
Methode 4: Compacting
Wat is compacting?
Compacting is het afstemmen van leerstof op hoogbegaafde leerlingen door middel van oefen- en herhalingsstof deels te schrappen. Dit gaat natuurlijk niet zomaar. Een leerling moet eerst geëvalueerd worden door de leerkracht om na te gaan of de leerling geschikt is voor compacting.
Als compacting goed en vroeg uitgevoerd wordt bij hoogbegaafde kinderen is er minder kans dat deze leerlingen leer- en/of gedragsproblemen ontwikkelen (Drent & van Gerven, 2012).
Concreet betekent dit het inperken en/of weglaten van delen van het onderwijsaanbod specifiek voor een hoogbegaafde leerling.
Waarom is compacting nodig?
Er zijn twee grote redenen om aan compacting te doen.
Een eerste reden is dat het onderwijsaanbod geconcentreerd is op leerlingen met gemiddelde intelligentie. Begaafde kinderen vallen al snel uit de boot. Door de hoge intelligentie en vele capaciteiten gaan hoogbegaafde leerlingen anders om met de leerstof dan gemiddelde leerlingen. Door compacting stem je de leerstof af op de leereigenschappen van de hoogbegaafde leerlingen.
Het ‘Leerdoelen versus leertijd’-model van Van Gerven en Hoogenberg toont hoogbegaafde leerlingen de leerstofdoelen sneller bereiken dan hun leeftijdsgenoten. Door te compacten, bereikt een hoogbegaafde leerling niet enkel de streefdoelen, maar ook de kerndoelen en verdiept en verbreedt deze ook.
Een tweede reden om te compacten is dat je zo tijd vrijmaakt om aan verrijkingsprogramma’s te werken. Oefeningen zijn vaak een reproductie van leerstof, er komt nauwelijks of geen probleemoplossend denken of creativiteit aan bod. Bij compacten verminder je dit soort oefeningen zodat er tijd is voor verrijkingsprogramma’s die open vragen bevatten waar probleemoplossend denken en creativiteit bij nodig is. De leerlingen worden uitgedaagd op hun niveau en de kans dat hoogbegaafde leerlingen gaan onderpresteren is miniem.
Hoe compacten (stappenplan)?
Er zijn vier stappen die je moet volgen om te compacten in de praktijk.
Tijdens de eerste stap selecteer je de leerlingen die geschikt zijn voor compacting. Voor de tweede stap neem je een toets af voor je de nieuwe leerstof geeft. In de derde stap kijk je na welke onderdelen van de leerstof de leerling al beheerst. Voor de vierde en laatste stap selecteer je delen uit de oefenstof van de nieuwe leerstof.
Compacting in de verschillende fases van het leerstofaanbod
Je kan op drie fases van het leerstofaanbod inspelen op de leerbehoeften van hoogbegaafde leerlingen.
1. Instructiefase
Je kan compacten in de instructiefase door rekening te houden met de leerbehoeften van de leerlingen. Een hoogbegaafde leerling heeft niet veel nood aan instructies.
Er zijn verschillen in leerbehoeften bij het presenteren van leerstof en het geven van instructie. Je kan het best werken via het vier sporen beleid bij het geven van effectieve instructies waarbij je inspeelt op individuele behoeften.
Je kan met een aflopende instructie werken.
Dit betekent concreet dat een aantal leerlingen direct met de opdracht kunnen beginnen zonder naar de instructie te luisteren (1e lijn).
De rest van de leerlingen luistert wel naar de instructie. Een deel van de leerlingen zal na de instructie direct starten met de opdracht zonder verdere informatie nodig te hebben (2de lijn).
Nu blijven er leerlingen over die meer ondersteuning nodig hebben. Deze leerlingen kunnen vragen stellen aan de leerkracht en strategieën en werkwijzen uitwisselen. De meeste leerlingen kunnen hierna beginnen aan de opdracht (3e lijn).
Hierna blijft een kleine groep leerlingen over die intensievere begeleiding nodig heeft (4de lijn).
2. Verwerkingsfase
Bij de verwerkingsfase van leerstof komt er veel oefenstof kijken. Voor hoogbegaafde leerlingen is het maken van al deze oefeningen niet interessant en ook niet nodig. Jij kan als leerkracht compacten door op voorhand een selectie te maken uit oefeningen en met behulp van een verrijkingsprogramma verdiepingsoefeningen voorzien.
3. Bespreekfase
Hoogbegaafde leerlingen moeten enkel de door hen gemaakte oefeningen en leerstof nabespreken omdat ze de basis al beheersen. Je laat ze tijdens het nabespreken van de basis verdiepingsoefeningen maken.
Hoogbegaafde leerlingen zien niet altijd het nut van het bespreken van oefeningen in, maar het draagt bij tot het groepsproces. Hoogbegaafde leerlingen hebben een heel andere manier van denken en deze andere denkwijze kan bijdragen tot de algemene ontwikkeling van de andere leerlingen.
Het compacten hier zit hem in het nabespreken van leerstof en oefeningen.
Tijdens de bespreekfase kan je ook compacten door van de leerling een coach te maken voor andere leerlingen. Hoogbegaafde leerlingen hebben geen nood aan het herhalen van de leerstof voor zichzelf, maar hij of zij kan andere leerlingen wel helpen. Dit helpt de hoogbegaafde leerling ook bij het ontwikkelen van leerstrategieën en sociale capaciteiten. Hoogbegaafde leerlingen ondervinden namelijk problemen bij het ontwikkelen van leerstrategieën en het smeden van sociale banden. Een hoogbegaafde leerling weet meteen het antwoord op een wiskundig vraagstuk, maar hij of zij vindt het moeilijk om de redenering (bewerking) erachter uit te leggen of neer te schrijven. Door van de leerling een coach te maken, oefent de leerling op het uitleggen van de redenering achter oplossingen, zo ontwikkelen ze leerstrategieën. De andere leerlingen hebben ook baat aan de uitleg van de leerling als coach omdat hoogbegaafde leerlingen vaak een andere redenering gebruiken bij het oplossen van oefeningen. Deze alternatieve redenering kan een oplossing bieden aan leerlingen die door middel van de traditionele redenering oefeningen niet begrijpen.
Op sociaal vlak kan dit de leerling ook vooruit helpen. Indien de leerling zijn klasgenoten kan helpen, ontwikkelen deze meer dan waarschijnlijk respect voor de leerling en voelen ze zich minder bedreigt door de hoogbegaafde leerling. Doordat de hoogbegaafde leerling in interactie treedt met de klasgenoten kan hij of zij zijn of haar sociale capaciteiten verder ontwikkelen en verbetert de omgang met de klasgenoten.
In feite is dit co-teaching, maar je kan van de leerling ook een leerkracht maken bij onderwerpen die hem of haar interesseren. Natuurlijk moet de leerling dit zelf willen ondernemen en hij of zij niet gedwongen worden om als coach of leerkracht op te treden.
Specifieke aandachtspunten bij compacten per vakgebied
Er zijn een aantal aandachtspunten waarmee je als leerkracht rekening mee moet houden bij compacten.
1. Technisch lezen
Compacting is van groot belang bij technisch lezen omdat hoogbegaafde leerlingen meestal een grote voorsprong hebben op leerlingen met een gemiddelde intelligentie. Je kan toets gegevens gebruiken om het instapniveau van een leerling te bepalen.
2. Spelling
Voor het bepalen van het beheersingsniveau van spelling van een hoogbegaafde leerling volg je stap drie en vier uit het stappenplan compacten. Je neemt een dictee af en bepaalt zo met welke spellingsregels de leerling moeite heeft.
Meestal hebben hoogbegaafde leerlingen niet veel nood aan het oefenen van spelling, maar desondanks kan je de spellingsregels toch aanbieden zodat ze deze zelf kunnen ontdekken en toepassen.
3. Begrijpend lezen
Deze vaardigheid wordt getest aan de hand van verschillende teksten. Je maakt een keuze uit verschillende teksten waardoor de leerling verschillende vaardigheden oefent.
4. Wiskunde
Voor het bepalen van het beheersingsniveau van wiskunde van een hoogbegaafde leerling volg je stap drie en vier uit het stappenplan compacten. Een belangrijk aandachtspunt is wel dat je erop toeziet dat de leerling de correcte strategieën gebruikt bij het oplossen van basisoefeningen. Als de leerling deze basisstrategieën onder de knie heeft, blijft het raadzaam om de leerling de instructie over deze strategieën toch kort mee te laten volgen. Zo ben je er zeker van de leerling de juiste strategieën blijft gebruiken.
5. Kennisvakken zoals natuurwetenschappen, geschiedenis en aardrijkskunde
Bij kennisvakken is het goed om de leerlingen de instructiefase toch mee te laten volgen. Het blijkt dat hoogbegaafde leerlingen deze, ook al hebben ze kennis van het onderwerp, interessant vinden.
Bij opdrachten is het belangrijk om de verwerkingsvragen toe te passen op de hoogbegaafde leerlingen. Vragen die puur rond reproductie draaien, zijn niet interessant of zinvol voor deze leerlingen. Zij hebben nood aan verdiepingsvragen die de verbanden leggen tussen verschillende delen leerstof.
Methode 3: Onderpresteren
aanpakken
Algemeen
Onderpresteren aanpakken is een langdurig en moeilijk proces. Dit komt omdat onderpresteren niet opeens ontstaat bij een hoogbegaafde leerling, dit is een proces van maanden of zelfs jaren.
Om onderpresteren, zowel relatief als absoluut, aan te pakken is het best om vanuit een oplossingsgerichte effectieve begeleiding te werken.
Oplossingsgerichte effectieve begeleiding
Eerst en vooral moet er in samenspraak met de leerling bepaald worden of er begeleiding opgestart wordt. Als de leerling geen begeleiding wil, kan een programma dat de leerkracht opstelt nooit slagen. Hierbij komt dan ook kijken dat het einddoel niet door de leerkracht bepaald wordt. De leerling kiest zijn eigen einddoel waar hij of zij naar toe wil werken en de leerkracht speelt een ondersteunende en sturende rol. De leerkracht kijkt na of de lat niet te hoog of te laag ligt. Het einddoel moet haalbaar en nuttig zijn.
Oplossingsgericht betekent dat de leerling samen met de leerkracht(en) een struikelblok van de leerling gaan omzetten in een vaardigheid die de leerling verder gebruikt bij andere uitdagingen. Een concreet voorbeeld van oplossingsgericht begeleiden is ‘Mission Possible’ van Ben Furman.
Concreet voorbeeld oplossingsgerichte effectieve begeleiding
Mission Possible is een persoonlijk ontwikkelingsprogramma gebaseerd op het oplossingsgericht denken. Het is geschikt voor jongeren van 11 t.e.m. 18 jaar. Het doel van het programma is om de talenten van de jongeren te gebruiken om uitdagingen te overwinnen of iets aan te leren en de ontwikkeling van het zelfvertrouwen aan te wakkeren. Die ontwikkeling wordt gestimuleerd door het feit dat de jongere zijn of haar programma in eigen handen moet nemen en er voor zorgen dat hij of zij zijn of haar vooropgestelde doelen behaalt. De nodige ondersteuning wordt wel nog voorzien in de vorm van een MP (Mission Possible) coach. Mission Possible helpt jongeren bij het opstellen van doelen en deze echt waar te maken. Jongeren ontdekken hun talenten en sterke punten en leren deze te gebruiken om uitdagingen te overwinnen.
Mission Possible is ook te vinden in de vorm van een praktisch werkboek dat een leidraad aanbied aan de jongere en MP-coach die met Mission Possible werken. In het werkboek kunnen de elf stappen concreet uitgewerkt worden en dat op het tempo en volgorde die de jongere gepast acht. Voor een hoogbegaafde leerling is dit heel belangrijk. Hij of zij krijgt de verantwoordelijkheid van het slagen van het project in handen en dit zorgt voor een extra uitdaging. Zo blijft de leerling ook gemotiveerd.
Bij het uitvoeren van de stappen is het belangrijk te onthouden dat dit geen vast patroon is. De jongere mag zelf de volgorde van de stappen bepalen. Mission Possible bestaat uit de volgende elf concrete stappen:
Stap 1: Doel bepalen
Dit is het uitgangspunt van het programma. De jongere moet hetgeen wat hij of zij wil leren of kunnen, vertalen naar een zo concreet mogelijk doel.
Hij of zij kan zich de volgende vragen stellen om tot een doel te komen:
-
Wat wil ik leren?
-
Waar wil ik beter in worden?
-
Welk niveau wil ik halen?
-
Wanneer wil ik dit doel behaald hebben?
-
Wat wil ik kunnen als ik dit doel behaald heb?
Concreet: Daniel heeft moeilijkheden met het vormen van vormcorrecte zinnen in het Frans. Zijn doel zou dan zijn; ‘Ik wil zinnen vormcorrect kunnen vormen in het Frans voor de schoolreis naar Parijs van volgend jaar.’.
Stap 2: Voordelen doel
Het nadenken over de voordelen van het behaalde doel dient als motivatie voor de jongere.
Concreet: Op de schoolreis naar Parijs van volgend jaar zullen de leerlingen bij monumenten presentaties moeten geven aan medeleerlingen en leerkrachten. Ook moeten de leerlingen tijdens een schattenjacht en stadsspel vragen stellen aan Parijzenaren. De schoolreis naar Parijs gaat aangenamer zijn voor Daniel als hij zinnen correct kan vormen in het Frans.
Stap 3: Supporters
De jongere gaat opzoek naar vrienden en/of familieleden die kunnen helpen bij het bereiken van het doel.
Concreet: Daniel kiest zijn beste vrienden Tom en Ismaïl, ouders en een oom en tante als supporters omdat zij hem nauw aan het hart staan.
Stap 4: Symbool voor het doel
Welke dingen kunnen symbool staan voor het doel van de jongere en helpt de jongere het doel te herinneren? Dit kunnen de volgende dingen zijn:
-
Idool
-
Foto
-
Lied
-
Woord
-
Uitdrukking
-
...
Hier zijn vele opties mogelijk. Het is belangrijk dat de jongere iets persoonlijk kiest zodat hij of zij hier frequent in contact mee komt zodat de motivatie hoog blijft om aan het doel te werken.
Concreet: Daniel kiest het lied ‘Speeding Cars’ van Walking On Cars als symbool voor zijn doel. Dit lied staat in Daniels play list en hij luistert hier elke dag naar op weg naar school.
Stap 5: Vertrouwen supporters
Wat zorgt ervoor dat de supporters van de jongere vertrouwen hebben in hem of haar dat hij of zij het doel kan bereiken? Wat gaat de jongere doen om dit te bewijzen aan zijn supporters? De jongere bedenkt zelf een manier om dit te doen.
Concreet: Daniel sluit een kleine weddenschap over een aantal van zijn favoriete lolly’s met zijn supporters. Als hij zijn doel niet behaalt tegen de schoolreis volgend jaar moet hij vier lolly’s aan elke supporter geven.
Stap 6: Vaardigheden, talenten, mogelijkheden
De jongere moet nadenken over vaardigheden, talenten die ingezet kunnen worden bij het bereiken van het doel.
Concreet: Daniel is een jongen met een groot doorzettingsvermogen dat hij gebruikt als hij gemotiveerd is voor een bepaald doel.
Stap 7: Tussentijdse zelfevaluatie
De jongere moet nadenken over zijn of haar prestaties/inzet tot nu toe. Hij of zij moet zich op een schaal van 1 tot 10 plaatsen. 1 betekent dat hij of zij zich nog niet heeft ingezet om het doel te bereiken en 10 betekent dat het doel bereikt is.
Concreet: Daniel geeft zichzelf een vijf voor zijn prestaties tot nu toe. Hij heeft al wat gedaan, maar nog niet genoeg om zijn doel volledig te verwezenlijken.
Stap 8: Doel verder verwezenlijken
Welke acties gaat de jongere ondernemen om dichter bij het doel te komen? Verdere acties worden opgesteld indien nodig.
Concreet: Daniel beslist om zijn lievelingsseries vanaf nu in het Frans te kijken met Franse ondertiteling.
Stap 9: Vorderingen tonen
De jongere moet kiezen hoe hij of zij de vorderingen gaat tonen en aan wie hij dit gaat tonen.
Concreet: Daniel heeft altijd al een blog willen maken. Hij beslist om dit nu eindelijk te doen, maar in het Frans om zijn vorderingen te tonen.
Stap 10: Tegenslagen overwinnen
Wat als het eens wat minder gaat? Dit is een zeer realistisch probleem. Welke ‘oplossing’ voorziet de jongere voor als het eens minder gaat met het behalen van het doel.
Concreet: Daniel besluit om een halfuur te gaan joggen in het park als er zich tegenslagen voordoen. Zo kan hij zijn hoofd leegmaken en helder nadenken als hij terug aan het doel begint.
Stap 11: Vieren van het behaalde doel
De jongere bekijkt hoe hij of zij gaat vieren als het doel bereikt is. Wat gaat hij of zij doen? Hoe gaat hij dit laten zien aan zijn supporters? Hoe gaat hij of zij de supporters bedanken?
Concreet: Daniel schrijft een brief voor elke supporter, in het Frans, en geeft deze samen af met een van zijn favoriete lolly’s.
Methode 4: Verrijkings
-programma opstellen
Wat is een verrijkingsprogramma?
Het woord ‘verrijking’ betekent de toevoeging van iets waardevols, een aanwinst. Dit moet ook de kern zijn van een verrijkingsprogramma. Er worden extra materialen/leerstof voorzien voor hoogbegaafde leerlingen, maar deze moeten iets waardevols bijdragen aan het leerproces van de leerling. Een leerling extra oefeningen geven die gebaseerd zijn op reproductie is geen verrijking. Verdiepingsoefeningen, vraagstukken, … kunnen wel ingezet worden voor een verrijkingsprogramma.
Je voorziet dus extra waardevol materiaal op maat gemaakt voor de hoogbegaafde leerling na het evalueren van de capaciteiten van de leerling.
Waarom is een verrijkingsprogramma nodig?
Je mag een verrijkingsprogramma niet zien als een middel tegen verveling, maar als een proces dat de groei en de ontwikkeling van de leerling verder stimuleert. Als mensen iets nieuws leren, worden er in de hersenen verbanden gelegd tussen de nieuwe kennis en de alreeds verworven kennis.
Als deze nieuwe kennis moeilijker te verwerven is, komen er stoffen vrij in de hersenen die de motivatie, aandacht en het geheugen versterken. Dit geeft ons het gevoel van voldoening na het leren.
Hoogbegaafde leerlingen hebben dit gevoel van voldoening na het leren bijna nooit omdat zij de leerstof meestal niet als moeilijk ervaren. Dit komt omdat de leerstof die op school gepresenteerd wordt niet aangepast is aan het niveau van hoogbegaafden. Te makkelijke leerstof in combinatie met geen of weinig voldoening na het leren zorgt ervoor dat hoogbegaafde leerlingen gaan onderpresteren.
Een verrijkingsprogramma kan deze ontwikkeling tegengaan.
Stap één: Leerdoelen opstellen
Je moet eerst heel concreet gaan nadenken over hetgeen je de leerling wil bijbrengen met het verrijkingsprogramma. Over welke kennis en vaardigheden moet de leerling op het einde van de rit beschikken?
Deze kennis en vaardigheden ga je zo concreet en duidelijk mogelijk vertalen in leerdoelen. De leerdoelen heb je nodig om het verrijkingsprogramma te evalueren tijdens het proces en aan het einde van het proces.
Je moet de leerling betrekken bij het opstellen van de leerdoelen. Zo krijgt de leerling inzicht in de te bereiken doelen en dit zorgt voor extra motivering.
Stap twee: Vaardigheden kiezen
De vaardigheden moeten in samenspraak met de leerling gekozen worden. Deze moeten concreet opgesteld worden samen met beoordelingscriteria zodat het makkelijk is om deze effectief te beoordelen. Door de beoordelingscriteria weet de leerling ook meteen welke vaardigheden en op welke manier hij of zij deze vaardigheden gaat leren.
Stap drie: Curriculum (lesprogramma) opstellen
Nadat je de leerdoelen in samenspraak met de leerling hebt opgesteld, stel je het lesprogramma op. Let er wel op dat de leerling de kennis niet enkel bezit, maar ook kan toepassen (vaardigheden) en in verband kan brengen met andere delen van de leerstof (verdieping). De leerling moet de verworven kennis op verschillende vlakken kunnen inzetten. Dit kan je doen door goede opdrachten te kiezen.
Stap vier: Opdrachten voorzien
Verrijking draait rond uitdaging. Dit betekent dat de leerling moeite moet doen om de leerstof te verwerven.
Je kan leerstof moeilijker maken doordat leerlingen meer moeten onthouden, maar hier hebben hoogbegaafden weinig baat bij. Bijvoorbeeld:
-
Wat zijn de provincies van Nederland?
-
Wat zijn de provincies van Nederland en hun hoofdsteden?
-
In welke volgorde hebben de provincies zich aangesloten bij Nederland?
Zoals je kan zien in het voorbeeld worden de vragen moeilijker en moeilijker, maar het niveau van denken blijft op hetzelfde niveau; namelijk reproductie. Hier hebben hoogbegaafde leerlingen weinig aan omdat zij deze feitelijke kennis snel oppikken.
Hoogbegaafde leerlingen hebben nood aan complexere leerstof waarvoor complexer denken nodig is. Dit betekent concreet dat een hoogbegaafde leerling baat heeft aan vragen die doelen op overeenkomsten en verschillen, evoluties, processen, … Het zijn dus doordenkvragen, geen reproductievragen. Zo kan je een hoogbegaafde leerling na de verwerking van een deel theorie zelf een situatie laten opstellen waarin ze de theorie zouden kunnen gebruiken. Bijvoorbeeld: laat de leerling zelf een vraagstuk bij meetkunde opstellen dat over een reëel probleem gaat.
Ook opdrachten waar de leerlingen vaardigheden bij moeten inzetten, zijn geschikt voor een verrijkingsprogramma
Stap vijf: Evaluatie verrijkingsprogramma
Je weet dat jouw verrijkingsprogramma goed in elkaar zit als een begeleider of leerling op elk moment tijdens het proces antwoord kan geven op de volgende vragen.
-
Wat ben jij aan het leren hier?
-
Wat heb je gedaan? Hoe kun je dat gebruiken buiten de klas?
-
Wat lukt je al goed? Wat nog niet?
De volgende vragen kan je gebruiken om de leerling een zelfevaluatie laten in te vullen aan het einde van een verrijkingsprogramma:
-
Vond je het programma/project geschikt voor jouw interesse(s)?
-
Vond je het programma/project geschikt voor jouw capaciteiten?
-
Voldeed het programma/project aan jouw verwachtingen?
-
Wat zou je willen veranderen aan het programma/project naar de toekomst toe?
-
Was het programma/project van nut?
-
Zou je nog zo een programma/project willen volgen in de toekomst?
Op het einde van het proces kan je het verrijkingsprogramma evalueren door middel van de meetbare effecten van het programma door deze te vergelijken met de vooropgestelde leerdoelen. Dit kan je doen a.d.h.v. de volgende vragen.
-
Wat zijn de meetbare vaardigheden voor deelnemende leerlingen, die zijn opgenomen in de opzet van het verrijkingstraject?
-
Zijn alle doelen bereikt?
-
Wat is hiervan merkbaar in de klas?
-
Hoe ging het met leerlingen die specifieke vaardigheden kwamen leren in de verrijkingstijd?
-
Wat loopt goed tijdens de verrijkingslessen? Wat kan duidelijker, wat heeft meer aandacht en/of tijd nodig? (vragen voor de begeleider)
-
Waarop kan in de klas gelet worden? Wat zijn de mogelijkheden om te oefenen met specifiek gedrag, of vaardigheden? (vragen voor reguliere leerkracht)
-
Wat leer ik hier zelf uit als leerkracht? (vaag voor reguliere leerkracht)
Websites voor verrijking
-
Bekina: Verrijking kan ook bereikt worden via spellen. De organisatie Bekina heeft een werkgroep rond didactiek die onderzoek doet naar spellen die ideaal zijn voor verrijking. Er staan er een aantal op hun website. Je kan de databank raadplegen via deze link: https://www.bekina.org/tags/werkgroep-didactiek
-
Klascement: Op klascement vind je altijd veel extra materialen geschreven door en voor leerkrachten. Hier kan je altijd terecht als je op zoek bent naar extra materiaal, oefeningen, ideeën, … https://www.klascement.net/
-
Blokxs: Blokxs is een organisatie die lego verhuurd. Dit kan bijzonder interessant zijn voor verrijkingsprogramma’s om technische vaardigheden te betrekken in het programma. http://www.blokxs.nl/
-
Hoogbegaafd Vlaanderen: Hoogbegaafd Vlaanderen is een organisatie met informatie over hoogbegaafdheid en didactisch materiaal. Momenteel wordt er nog gewerkt aan het overzicht voor 2018. http://www.hoogbegaafdvlaanderen.be/06_HB_op_school/materiaal/secundair.html
Concrete voorbeelden verrijkingsprgramma's
Door het samenwerken met verschillende leerkrachten en desbetreffende scholen heb ik zeer interessant programma's kunnen ontdekken die ideaal zijn als verrijkingsprogramma.
Methode 4.1: Chemie met examencommissie (PIKOH)
Een hoogbegaafde leerling van PIKOH heeft er zelf voor gekozen om de materie van twee studiejaren chemie in één jaar op te nemen en het examen bij de examencommissie af te leggen. De leerling mag chemie tijdens wiskunde studeren en de gemiste leerstof van wiskunde werkt de leerling zelf bij. Het is niet de bedoeling om eerder af te studeren, het doel is om de leerling nuttig bezig te houden. Dit jaar werkt de leerling aan chemie en volgend jaar mag de leerling, indien hij of zij dit zelf wenst, een ander vak kiezen om voor de examencommissie af te leggen.
Het opstellen van een verrijkingsprogramma rond deze materie is iets simpeler omdat de betrokken leerkracht de leerplandoelstellingen en eindtermen van beide jaren kan nemen en deze omvormen tot een individueel curriculum.
Methode 4.2: Ontwikkelen raceautootje (PIKOH)
Een aantal jaar geleden heeft een hoogbegaafde leerling van PIKOH zelf een raceautootje in elkaar gestoken. De leerling is zelf met dit idee naar voren gekomen. Het project telde wel niet mee voor punten, maar de leerling mocht zijn project op het einde van het jaar presenteren. De leerling mocht tijdens een aantal lessen werken aan het autootje (lessen die hij of zij zelfstandig kon bijwerken) waardoor de leerling actief bezig was met iets wat hem interesseerde en zich niet verveelde tijdens de lessen.
Voor dit soort programma is er al wat meer werk nodig bij het opstellen van het verrijkingsprogramma zelfs indien de leerling niet in een technisch gerichte richting zit. Indien dit wel zo is, is het mogelijk om leerplandoelstellingen en eindtermen van technische en praktische vakken te koppelen aan dit soort project. Het is ook zeer interessant om zulk soort projecten, waar de leerling op technisch vlak zelf iets moet creëren, te introduceren in technische richtingen.
Methode 4.3: Cognosco
(Campus Het Spoor Mol)
1. Omschrijving project
Campus Het Spoor Mol is sinds het schooljaar 2012-2013 gestart met het Cognosco-methodeonderwijs in de eerste graad. Voorlopig is er enkel plaats voor maximum 20 leerlingen in de Cognoscoklas. Leerlingen kunnen hiervoor uitgenodigd worden of zelf een aanvraag indienen. Leerlingen die in aanmerking komen voor de Cognoscoklas worden uitgenodigd op de Cognoscoday waar de leerlingen, samen met de ouders, kennis maken met de werking en methodieken binnen Cognosco. De leerlingen beginnen al meteen met het opstarten van een klein project dat ze aan het einde van de dag tonen.
2. Intakegesprek
Er wordt ook een intakegesprek afgenomen waarbij de vragen rechtstreeks naar de leerling gericht worden, er wordt aan ouders apart vragen gesteld, maar dit is een bijrol. De leerling staat centraal en hij of zij moet zelfstandig kunnen aantonen dat hij of zij geschikt is voor het project, het hele project draait om die zelfstandigheid.
Tijdens het intakegesprek wordt er gepolst naar de mate van zelfstandigheid, het willen aangaan van uitdagingen, de mate van zelfregulering van leerprocessen, de mate van zelfkennis en capaciteiten omtrent planning. Deze talenten/capaciteiten zijn broodnodig om aan het Cognoscoproject deel te nemen en dit te laten slagen.
Als de leerling voor Cognosco kiest, kiest hij of zij voor een specifieke leeromgeving waar de lat heel hoog gelegd wordt. De leerlingen moeten hun leerproces in eigen handen nemen, maar er wordt wel ondersteuning voorzien in de vorm van drie leercoaches.
3. Samenstelling en verloop Cognosco
Cognosco bestaat uit 29 uur basispakket dat aangevuld wordt met latijn of een talenpakket, dit kunnen de leerlingen zelf kiezen. Het grootste deel van de vakken zijn gebundeld in drie verschillende projecten, namelijk het project talen, project wetenschappen-wiskunde en het algemeen project.
De inhoud van deze projecten moeten de leerlingen zelfstandig doorlopen en de leerkrachten zijn een persoonlijke coach. Deze manier van werken is gelijkend op die van de oriëntatieklas van het GO! Atheneum Herzele.
Leerlingen kiezen een eigen project om aan te werken. Doordat ze het onderwerp van dit project zelf mogen kiezen, stijgt de betrokkenheid en de leerwinst. De leerling werkt hier zelfstandig of in groep aan en de leerkracht is een ondersteunende coach. Er wordt een algemeen thema gekozen en per ‘bundel’ van vakken wordt er een project opgesteld.
De leerlingen werken aan deze projecten en presenteren deze op de Cognoscodag.
Zo is er een keer voor het algemene thema ‘Oosterse nacht’ gekozen. Voor de bundel/het project wetenschappen-wiskunde hadden een aantal leerlingen de werking van het mummificeren uitgewerkt. En make-up bij de Egyptenaren voor het algemeen project voor het vak Plastische Opvoeding.
4. Cognosco voor hoogbegaafde leerlingen
Dit soort onderwijs is ideaal voor hoogbegaafde leerlingen. Ze ondervinden de uitdagingen en de zelfstandigheid die gepaard gaan met Cognosco. Het aparte curriculum bestaat al omdat Cognosco een aparte studierichting is en daarom gaat het curriculum niet ‘verloren’ als de hoogbegaafde leerling naar het volgende jaar overgaat. Binnen Cognosco is er ruimte voor verdere uitbreiding i.v.m. projecten en taken ook mede door de hoge mate van zelfstandigheid.
Methode 4.4: KRAK-module
(Campus Het Spoor Mol)
1. Omschrijving project
Campus Het Spoor wil leerlingen die sterk zijn in wiskunde, wetenschappen of techniek extra uitdagen. Om deze reden is de KRAK-module opgericht.
Het doel van de KRAK-module is het extra uitdagen van leerlingen en deze leerlingen voorbereiden op de dynamische maatschappij van vandaag de dag en het bijhorende levenslang leren. De huidige, klassieke manier van lesgeven moet doorbroken worden om leerlingen voor te bereiden op de continue veranderingen van de huidige maatschappij. Het traditioneel lesgeven waar de leerkracht informatie overdraagt naar de leerling die die informatie absorbeert volstaat niet meer. Construerend, zelfstandig en onderzoekend leren zorgt voor actieve verwerking van kennis en het optimaliseren van capaciteiten. De leerkracht neemt ook hier de rol van coach op zich.
2. Fases en verloop KRAK-module
Leerlingen worden, net zoals bij Cognosco, uitgenodigd voor de KRAK-module op vraag van schooldirectie en klassenraad. In samenspraak met de ouders wordt er beslist over het instappen in de KRAK-module. Leerlingen kunnen altijd op eender welk ogenblik uit de KRAK-module stappen indien de module de leerling niet aanspreekt of als de resultaten van de leerling dalen. Het proces van de KRAK-module verloopt volgens de volgende fases: opstartfase (met inleidend gesprek), inleidende fase, onderzoeksfase en evaluatiefase.
Bij het inleidende gesprek krijgen leerlingen verschillende smartgames waar het logisch redeneren en ruimtelijk inzicht van de leerling getest wordt. Deze worden steeds moeilijker en moeilijker. Door deze games krijgt de leerkracht zicht op de sterktes van de leerlingen en de manier waarop ze omgaan met moeilijkere opdrachten. Na deze games gaat een leerkracht een gesprek aan met de leerling waarin gepeild wordt naar zijn of haar sterktes en competenties en zijn of haar interesses. Hiervoor gebruikt de leerkracht de STAR-methode (situatie, taak, actie, resultaat). De leerling moet voorbeelden geven over de manier waarop hij of zij de eigen sterktes eerder gebruikt heeft. Op het einde van deze fase krijgt de leerling de kans om ideeën voor projecten op te geven.
Tijdens de inleidende fase maken de leerlingen voor de eerste keer kennis met wetenschappelijk onderzoek o.l.v. een leerkracht. Er wordt ook een korte toelichting gegeven over de verdere organisatie van de module voor het eerste semester en het tweede semester. Hierna wordt er dieper ingegaan op het aanleren en gebruiken van oplossingsstrategieën en een wetenschappelijke onderzoeksmethode.
Tijdens de onderzoeksfase krijgen de leerlingen wetenschappelijke projecten die ze zelfstandig en onder begeleiding van de leerkracht uitwerken. Tijdens elk semester wordt er in groep aan één groot project gewerkt. De leerlingen werken aan kleinere, individuele projecten die aansluiten hun interesses en die samen bijdragen tot het groot project.
De evaluatiesessie wordt op het einde van elk semester uitgevoerd. Tijdens de evaluatie worden de projecten van dat semester kort overlopen en geëvalueerd. Leerlingen evalueren actief mee door zelf te reflecteren over hun werk en functioneren in de groep.
Dit proces wordt herhaald voor het tweede semester met nieuwe projecten en nieuwe uitdagingen. In het tweede semester starten de leerlingen meteen met de onderzoeksfase. Instroomleerlingen krijgen een individuele en verkorte opstart- en inleidende fase. Hierna gaan ze zo snel mogelijk aan de slag met de onderzoeksfase.
De leerlingen werken één uur per week in groep aan opdrachten/projecten. Dit uur valt wel buiten de schooluren, maar gebeurt wel op school o.l.v. een leerkracht. Gedurende twee lesuren per week krijgen de leerlingen tijd om zelfstandig aan opgegeven taken/projecten te werken. Twee leerkrachten begeleiden de leerlingen tijdens deze twee lesuren. Tijdens deze lesuren worden de leerlingen vrijgesteld van andere lessen, deze lessen moeten de leerlingen zelfstandig bijwerken.
3. Profiel leerlingen
De leerling die deel wil nemen aan de KRAK-module moet een sterke interesse hebben in wetenschappen, wiskunde en techniek omdat dit de hoofdonderwerpen zijn. De leerling moet ook leergierig en creatief zijn, maar moet ook in staat zijn om zelf nieuwe ideeën of projecten te bedenken en deze in groep kunnen uit werken. Leerlingen van de KRAK-module moeten niet alleen goed in groep kunnen werken, maar moeten ook sterk individueel kunnen werken.
4. KRAK-module voor hoogbegaafde leerlingen
Deze module is heel interessant voor hoogbegaafde leerlingen die geïnteresseerd zijn in wetenschappen, wiskunde en techniek. De leerlingen zijn actief bezig met hun interesses en ervaren de uitdaging van het zelfstandig werken en de uitdaging van het ontdekken van nieuwe kennis en het ontwikkelen van projecten. Ook hier gaat het aparte curriculum niet ‘verloren’ na het overgaan van de leerling naar een hoger jaar omdat meerdere leerlingen deelnemen aan de module.
Dit soort module zou ook omgevormd kunnen worden om te accommoderen aan andere vakken.
Methode 4.5: Oriëntatieklas
(GO! Atheneum Herzele)
1. Omschrijving project
Dit project is oorspronkelijk ontwikkeld om leerlingen van de klas 1B enthousiast te maken om te leren. Nu spreken ze niet meer van de klas 1B, maar van de klas 1OK!. De leerkrachten geven er les op maat van elke leerling, de leerlingen worden individueel begeleid en ze nemen hun eigen leerproces in handen. Daarom is dit een interessante module voor hoogbegaafde leerlingen.
Nederlands, geschiedenis, wiskunde, Frans, natuurwetenschappen en aardrijkskunde zijn geclusterd en worden niet meer los van elkaar gegeven.
De leerlingen krijgen deze groepering/cluster van vakken 15 uur per week in de voormiddag (behalve op woensdag).
2. Verloop en organisatie oriëntatieklas
De leerlingen krijgen op maandag een algemene planning met leerstof en doelstellingen voor die week. De leerlingen plannen zelf in hoe en wanneer ze aan taken en vakken werken. Zelfs het maken van een toets mogen de leerlingen zelf inplannen. Elke leerling moet op het einde van de week wel alle doelstellingen behaald hebben. Er is altijd uitbreiding voorzien voor leerlingen, zoals hoogbegaafde leerlingen, die sneller klaar zijn met de basisdoelstellingen.
De leerlingen bepalen a.d.h.v. zelfinschatting de mate van de beheersing van de leerstof, de mate van instructie en de tijdsindeling van de leerstof.
Voor de oriëntatieklas zijn twee soorten ruimtes voorzien, namelijk een grote klasruimte en een instructieruimte die iets kleiner is. De leerlingen werken individueel aan de leerstof in de klasruimte, maar als er nood is aan extra uitleg of instructie kan de leerkracht de leerling(en) meenemen naar het instructielokaal om de leerstof/oefening uit te leggen. Als een leerkracht merkt dat er één bepaalde vraag meerdere keren gesteld wordt, kan de leerkracht klassikaal polsen naar wie nog moeilijkheden ervaart met dit bepaalde onderwerp en die leerlingen meenemen naar het instructielokaal voor extra uitleg.
Het kernteam dat de oriëntatieklas stuurt, bestaat uit drie leerkrachten. Twee van de drie leerkrachten zijn in wisselende bezetting aanwezig tijdens de voormiddagen. Zij coachen de leerlingen en sturen bij waar dat nodig is voor de algemene vakken. Die twee leerkrachten volgen de leerlingen ook strikt op door permanent te evalueren, zo blijft er controle over het leerproces.
Het is uitermate belangrijk dat deze drie leerkrachten complementair zijn omdat ze veel moeten overleggen, veel samenwerken en zich moeten afstemmen op elkaar.
Een groot voordeel van dit soort van lesgeven is dat er meteen ingegrepen kan worden als er zich een conflict of uitdaging voordoet. De ene collega tackelt de uitdaging terwijl de andere collega de werkende groep leerlingen verder begeleid.
3. Oriëntatieklas voor hoogbegaafde leerlingen
Voor hoogbegaafde leerlingen is dit een zeer goede vorm van lesgeven omdat de leerlingen aangewezen zijn tot zelfregulering, zelfstandig werken, zelfplanning, zelfinschatting en er is altijd uitbreiding voorzien voor de snelle werkers. Dit zorgt voor voldoende uitdaging waardoor de hoogbegaafde leerling uit kan blinken en zo krijgt het onderpresteren en de faalangst geen kans.
Methode 5: Faalangst
aanpakken
Algemeen
De ontwikkeling van faalangst staat altijd in relatie met de omgeving. Leerkrachten hebben een sturende invloed op deze ontwikkeling. Je kan de ontwikkeling van faalangst voorkomen of kinderen met faalangst begeleiden a.d.h.v. de volgende tips.
Maak de eisen van jouw taak duidelijk
Stel de eisen van een taak duidelijk op zodat de leerling zelf kan zien of zijn of haar taak voldoet aan de eisen.
Neem de juiste attitude aan bij een taak
Neem een receptieve houding aan bij het uitdelen of uitleggen van een taak. Luister naar de leerling en wat zijn verwachtingen zijn van de taak. Zijn deze te hoog of niet correct, kan je deze op tijd bijsturen.
Geef geen open leertaak zonder enige instructie of begeleiding
Hoogbegaafde leerlingen vinden het leuker om alleen te werken, maar dit betekent niet dat ze in staat zijn om aan een open leertaak te werken zonder instructie of begeleiding.
Dit komt doordat ze geen goede leer- en werkstrategieën hebben. Bijvoorbeeld: biedt standaard een OVUR schema, wanneer toepasbaar, aan ook al hebben deze leerlingen daar niet echt nood aan. Die houvast zorgt ervoor dat ze zich minder angstig zullen voelen. Hierdoor kunnen hoogbegaafde leerlingen taken waarbij een hoge mate van zelfverantwoordelijkheid bij komt kijken niet goed reguleren. Begeleiding voorkomt trial-and-error gedrag bij taken.
Evalueer d.m.v. reflectie
Beoordelen en evalueren is niet helemaal hetzelfde. Bij beoordelen gaat het om wat ‘goed’ en wat ‘fout’ is. Dit speelt natuurlijk wel een rol bij evalueren, maar evalueren is constructief.
Een faalangstige leerling heeft constructief evalueren nodig, er wordt niet enkel geconcentreerd op goed en fout, maar ook op de achterliggende redenen, de leerkracht laat de leerling reflecteren over zijn fouten en successen.
Je kan een leerling laten reflecteren a.d.h.v. reflectievragen zoals de volgenden:
-
Wat wist/kon je al toen je begon?
-
Wat weet/kun je nu meer dan eerst?
-
Waar merk je aan dat je dat weet/kunt?
-
Waar kan ik aan merken dat je dit weet/kunt?
-
Wat heb je gedaan om dit te leren?
-
Wat vond je moeilijk?
-
Wat vond je gemakkelijk?
-
Hoe heb je hulp gezocht?
A.d.h.v. reflectie verwerken faalangstige leerlingen inzicht in hun falen en successen. Vooral het inzicht in hun eigen falen is belangrijk. Leerlingen met faalangst hebben de neiging om het ‘slachtoffer’ te spelen. Volgens hen is de omgeving de reden van hun falen en zijzelf hebben er geen invloed op. Door het reflecteren zien faalangstige leerlingen in dat zij wel degelijk invloed hebben op hun falen en dit ook kunnen aanpakken
Het belonen bij een goed resultaat
Het is belangrijk dat je faalangstige hoogbegaafde leerlingen enkel beloont als ze zich ingespannen hebben voor de taak. Als de leerling zich niet inspant voor een taak, houdt hij of zij er geen positief gevoel aan over. Als je die leerling gaat belonen voor een goed resultaat waar ze zich niet voor ingespannen hebben, gaan ze geen reëel zelfbeeld ontwikkelen. Doordat hoogbegaafde leerlingen over veel capaciteiten beschikken, spannen ze zich minder in voor taken.
Het is dus ook belangrijk om taken te voorzien die bij het niveau van de hoogbegaafde leerling passen.
Als de leerling een goed resultaat behaalt heeft en de leerling heeft zich ingezet voor de taak beloon je hem of haar met complimenten over hun inspanning en doorzettingsvermogen, niet met het resultaat zelf. Zet dit ook zo bij de feedback!