top of page

Leerlingen met ASS

Preventief

Reactief

Methode 1: Intakegesprek

Het intakegesprek is bij PIKOH ingevoerd omdat het schoolteam het gevoel had dat onderwijsbehoeftes te laat op het schooljaar ontdekt werden bij leerlingen (bij de eerste klassenraad in oktober/november). Het intakegesprek peilt naar verschillende informatiedelen van de leerling; de vooropleiding, talenten, thuissituatie en onderwijsbehoeftes.

Het intakegesprek wordt gelijktijdig met de inschrijving gehouden en de informatie uit het intakegesprek wordt daarna op Smartschool geplaatst. Hier kunnen leerkrachten terecht voor informatie omtrent de onderwijsbehoeftes van hun leerlingen.

Zo staan de leerkrachten niet voor een verassing in september en kunnen leerkracht en leerling samen een goede start nemen.

 

In Campus Het Spoor in Mol wordt het intakegesprek ook al een tijd gebruikt. Na het intakegesprek gaat de leerlingbegeleiding een gesprek aan met de leerling en zijn of haar ouders. Tijdens dit gesprek bespreken ze de onderwijsbehoefte(n), noden en eventuele zorg voor de leerling. Rond deze drie elementen wordt er een zorgcontract opgesteld waarin de onderwijsbehoefte(n) van de leerling beschreven staat en op welke zorg de leerling recht heeft. Concreet staat er op welke soort zorg de leerling recht heeft, hoe frequent de zorg uitgevoerd wordt, concrete maatregelen, … .

Methode 2: observatie gedrag

Uiteraard is het heel belangrijk om het probleemgedrag van de leerling goed te observeren en in kaart te brengen. Als je weet wanneer het probleemgedrag voorkomt en waarom, kan er pas op het gedrag ingespeeld worden.

 
Turflijst

Allereerst is het belangrijk om te turven hoe vaak het probleemgedrag voorkomt in een bepaalde periode. Wanneer dit in kaart is gebracht kan er een overstap gemaakt worden naar de ABC-methode.

ABC-methode

ABC staat voor Antecedents (dat wat vooraf ging), Behaviour (het gedrag) en Consequences (het gevolg). De ABC-methode legt dus verband tussen het gedrag, de oorzaken en de gevolgen. Waarschijnlijk is het handiger om iemand anders deze observatie te laten maken. Je kunt ook een les op film opnemen en deze terugkijken.

Observatie van het eigen gedrag

Naast observatie van de leerling kan je naar je eigen gedrag als leraar kijken. Dit doe je doormiddel van een positief-negatiefratio. Behalve het zo objectief mogelijk bekijken van het leerlinggedrag, is het namelijk raadzaam je eigen gedrag te observeren. Om een positieve sfeer te verkrijgen en individuele leerlingen een competent gevoel te geven, moeten tegenover één correctie of negatieve uitspraak drie positieve zaken staan om weer “neutraal” uit te komen. Door je uitspraken te turven kun je aan de weet komen of je onbewust niet zorgt voor een negatief klimaat. Je kunt dit ten aanzien van je hele groep doen of ten aanzien van het kind met gedragsproblemen. Het is goed mogelijk dat je zo’n kind vooral negatief benadert, omdat het vaak de fout in gaat. Het kind krijgt dan het idee dat het “nooit iets goed kan doen".

Methode 1:  klasteam-

vergadering

Wanneer leerkrachten uitdagingen ervaren met een leerling o.v.v. een leer- of gedragsprobleem, sociale situatie, thuissituatie, … wordt er een klassenraad gehouden. Het organiseren van een klassenraad kan enige tijd in beslag nemen. PIKOH heeft een oplossing voor de spontane klassenraden te vervangen, namelijk de klasteamvergadering.

 

De klasteamvergadering kan meteen georganiseerd worden zonder dat alle leerkrachten van de leerling, directie en leerlingbegeleiders ingeschakeld moeten worden. De leerkracht schakelt een aantal aan de uitdaging verwante leerkrachten in en zij vergaderen over de uitdaging en hoe deze opgelost kan worden. Zo kan er ook veel sneller een actieplan opgesteld en doorgevoerd worden.

 

Casus: De leerkracht Frans merkt dat Tim zijn niveau van het begrijpend lezen drastisch daalt naarmate het jaar vordert. De leerkracht weet niet meteen wat de oorzaak zou kunnen zijn en besluit om een klasteamvergadering te houden. De leerkracht Frans nodigt de leerkracht Engels en de leerkracht Nederlands uit voor een gesprek. Samen komen ze tot de conclusie dat Tim een tekst meerdere keren moet lezen voordat hij deze echt begrijpt. Ze besluiten dat Tim de tekst een aantal dagen op voorhand mee krijgt bij een toets. Bij een examen mag hij de tekst een aantal dagen op voorhand bekijken bij een leerlingbegeleider. Deze beslissing wordt meteen doorgevoerd en Tim behaalt terug goede resultaten nu hij de mogelijkheid heeft om de tekst meerdere keren te lezen.

 

Als een leerling ernstig storend gedrag vertoont in de klas kan het risicovol zijn om over dit onderwerp een klasteamvergadering te houden. De kans bestaat echter dat er leerkrachten gaan samenkomen die dit ernstig storend gedrag ook ervaren in de klas en hier enkel het gedrag waarnemen en niet de reden erachter. Storend gedrag heeft meestal een achterliggende reden en het risico bestaat dat deze leerkrachten de oorzaak van het storend gedrag niet kunnen achterhalen omdat ze zo gefocust zijn op dit storend gedrag. Deze soort klasteamvergadering resulteert in ergernis en onbegrip i.p.v. in oplossingsgericht denken.

Indien het onderwerp van een klasteamvergadering storend of ongewenst gedrag is, moet de betrokken leerling zelf minstens één à twee leerkrachten, die op de hoogte zijn van eventuele problemen of die de leerling vertrouwd, kunnen kiezen om ook aanwezig te zijn op de vergadering. Zo is de kans groter dat de klasteamvergadering resulteert in een effectieve oplossing.

 

In Campus Het Spoor in Mol bestaan er zelfsturende teams die per vakgebied bestaan. Zo zijn er zelfsturende teams van de richting ‘zorg en voeding’, ‘Latijn-Moderne talen’, … . Deze zelfsturende teams komen elke week samen op een vast moment. Tijdens deze vergadering bespreken de betrokken leerkrachten de leerlingen, resultaten en eventuele uitdagingen i.v.m. de leerlingen uit de richting. Op deze manier worden de leerlingen constant en consequent opgevolgd en kan er sneller ingegrepen worden indien dit nodig is. Er is wel een voorwaarde aan verbonden; namelijk de directie moet het opstarten van zelfsturende teams toelaten.

 

Methode 2:  time-out

In veel scholen buitengewoon onderwijs kunnen leerlingen afkoelen in een afkoelruimte. Dit helpt hen om even alles op een rijtje te zetten en rustig te worden. Wanneer scholen kiezen om een afkoelruimte te gebruiken, moet er ook wel iets nuttigs gebeuren in de tijd dat de leerling niet aanwezig is in de klas. De leerling dient een formulier in te vullen waarin hij nadenkt over wat er net gebeurd is en hoe dit komt. Na de les bespreken leraar en leerling dit. Door de terugkoppeling dienen zowel leraar als leerling na te denken over hoe probleemgedrag kan ontstaan en hoe het in de toekomst vermeden kan worden.

 

De benodigdheden voor een time-outruimte zijn een stoel, het formulier, een potlood met gom en een kookwekker. De leerlingen stellen deze kookwekker steeds in op tien minuten, zodat ze duidelijk weten wanneer het tijd is om weer naar de klas terug te keren. De afkoelruimte kan ingericht worden in de gang.

 

Wat is ASS eigenlijk? Klik op de knop voor meer informatie!

Wat is ADHD eigenlijk? Klik op de knop voor meer informatie!

Methode 3:  straffen werkt niet

Leerlingen met autisme leven in het hier en nu. Ze kunnen zich de toekomst niet voorstellen. Het kind leert niet van een straf. Het ongewenste gedrag moet niet bestraft worden. Belangrijker is om het kind controle en vat op de situatie te laten krijgen. Dat kun je doen door ze regels te geven om de wereld te begrijpen en zich veilig te voelen. Probeer of je de “logische gevolgen” van het gedrag kunt uitleggen. Zo leert het kind misschien de oorzaak-gevolgrelatie van zijn gedrag begrijpen. (Eureka Onderwijs, 2017)

Methode 3: communicatie en interactie

Als leerkracht probeer je in eerste instantie een goede interactie met de leerlingen op te bouwen. Dit past binnen de zelfdeterminatietheorie. Goede en wederzijdse communicatie staat hierbij centraal. Het kind met autisme heeft echter moeite in de omgang met communicatieproblemen. Het ontvangen en verwerken van informatie levert moeilijkheden op. In onderstaande alinea’s staan een aantal zeer concrete tips.

Concrete boodschappen

Kinderen met ASS hebben nood aan zeer concrete, ondubbelzinnige en vooral positieve bewoordingen. Ze begrijpen geen figuurlijk taalgebruik. Ze vatten dit letterlijk op.

Door naar bovenstaande afbeeldingen te kijken wordt duidelijk dat deze leerlingen zeer veel moeite hebben met dubbelzinnigheden. Zonder een context mee te geven, gaan ze alle woorden in andere contexten zien, op een letterlijke manier. Probeer daarom steeds alles in de juiste context te plaatsen. Nog beter is het vermijden van dit figuurlijk taalgebruik.

 

Daarnaast hebben de leerlingen nood aan heel concrete verwoordingen. Concreet moet soms nog concreter dan je denkt: “Ik kom zo bij je”, lijkt voor de meerderheid specifiek genoeg, maar is voor leerlingen met autisme veel te onzeker. “Ik kom bij je als ik mijn PowerPoint heb gestart,” geeft al beter aan wat er gebeuren gaat.

 

Om te weten te komen of je wel héél concreet en ondubbelzinnig taalgebruik hanteert, kan je proberen om alles te visualiseren wat je zegt. Zie je zelf een “plaatje” voor je van wat je wil zeggen? Indien het antwoord ja is, praat je concreet. Wanneer leerlingen moeite blijven hebben met het begrijpen van jouw instructies of uitleg, kan je proberen om veel afbeeldingen, filmpjes… te gebruiken. Dit stimuleert niet alleen de leerling met ASS, maar ook de anderen. (Participatie autisme, 2016)

Herhalen

De leerlingen gaan vaak niet meteen weten wat er bedoeld wordt met de opdracht. Herhaal daarom de instructie of vraag aan een behulpzame leerling om het nog eens te herhalen. Controleer vervolgens of de leerling goed weet wat er nu precies moet gebeuren door persoonlijk naar hem toe te gaan. Je kan altijd bij een opdracht de eerste oefening samen maken, hierdoor weet de leerling met autisme veel beter wat de opdracht inhoudt.

Communicatie uitlokken

De leerling met autisme kan het moeilijk hebben met informatieverwerving en -verwerking. Lok daarom zo vaak mogelijk communicatie uit. Geef tijd om alles te verwerken. Je wacht bijvoorbeeld langer dan vijf seconden op een antwoord. Probeer de leerling zijn zin te laten formuleren en ondersteun hem hierin. Tracht te streven naar warmte in de communicatie. Dit bevordert de betrokkenheid en competentie van de leerling.

Blijf steeds kalm!

Wanneer de leerling regelmatig probleemgedrag vertoont dan is de laatste tip en vaak de belangrijkste om altijd kalm te blijven. Een leerling heeft niet altijd controle over de situatie. Als je echt niet weet wat je nog kan doen om de situatie te verbeteren, probeer dan met collega’s te overleggen of stap bijvoorbeeld naar het CLB. Zij helpen je graag verder naar andere professionele instanties die hulp  bieden.

Methode 4: goede lesstructuur

Kinderen hebben nood aan een goede lesstructuur. Leerlingen weten op deze manier duidelijk waar ze aan toe zijn en concentreren zich beter. De les bestaat altijd uit een motivatie-, uitvoerings- en afrondingsfase. Het belangrijkste van dit lesverloop zit verscholen in deze zogenaamde motivatiefase, de leerlingen zin doen krijgen om les te volgen. Nu blijkt echter dat deze meestal inhoudelijk wel in orde is en de leerlingen dit meestal zeer leuk vinden, maar de structuur ontbreekt. Volgende zaken zouden zeker in een motivatiefase moeten zitten:

-       De leerlingen begroeten. Dit zorgt ervoor dat ze zich welkom voelen en de leerlingen beseffen dat de speeltijd of de vorige les voorbij is. Dit creëert een moment van rust.

-       Jezelf kort even voorstellen (indien je voor het eerst in de klas komt). De leerlingen vinden dit heel interessant, aangezien ze willen weten wie er voor hen staat.

-       Een uitgewerkte aanknoping met de les. Dit doet iedere leraar opdat de leerlingen goed weten waarover de les zal gaan.

-       Duidelijke uitleg over wat er zal komen. Vaak vergeten leraren om nog eens extra stap voor stap duidelijk te maken wat er de volgende les allemaal aan bod zal komen.

-       Het invullen van de agenda.

 

Als leraren op deze manier te werk gingen en dit zo élke les opnieuw toepassen, weten leerlingen hoe de structuur van de les in elkaar zit. Nog beter zou zijn moest iedere leraar van de school dit toepassen, zodat de overgang naar verschillende leraren zo klein mogelijk wordt. 

Plaats de leerling op de voor hem/haar meest geschikte plaats dit kan bijvoorbeeld achteraan in de klas zijn. Zet hem best niet in het midden, aangezien er dan te veel onverwachte prikkels vanuit verschillende hoeken komen. Wanneer de leerling dit wenst en het is mogelijk, kan je hem alleen aan een bank zetten. De leerling is daarnaast best omringd met rustige en kalme jongens en meisjes. Hij ziet op deze manier ook hoe anderen zich op een positieve manier gedragen. Wanneer je van plan bent om veranderingen door te voeren in de plaatsen, kondig dit altijd op voorhand aan, zodat de leerling weet wat er zal gebeuren. De leerling moet soms even kunnen uitblazen. Dit kan je doen door hem bijvoorbeeld een hoofdtelefoon te geven, die hij kan gebruiken wanneer hij even weg wil zijn van alle prikkels. Hij mag ook ten alle tijden zijn stoel eventjes naar de muur richten.

Methode 5: rustige plaats in de klas

Voor leerlingen met ASS zijn ook een aantal redicodismaatregelen terug te vinden. Dit kan leerlingen helpen in de dagelijkse klaspraktijk.

 

Methode 6: redicodismaatregelen

bottom of page